Gezondheid

Het portret van kanker

Zoals elke ziekte te maken heeft met de manier waarop wij in het leven staan, hangt ook kanker samen met de psyche van de betreffende mens (het psychologische portret). De beste schets van dit portret wordt gegeven door Carl O. Simonton, een Amerikaanse oncoloog (kankerspecialist) die in de jaren ’70 duizenden patiënten heeft behandeld en onderzocht op hun psychisch welbevinden. Daarbij kwam hij op een reeks overeenkomsten, die hij heeft gepubliceerd in zijn boek “Op weg naar herstel”. Zo kort mogelijke samengevat gaat het om:

Ervaringen in de kindertijd die resulteren in een vaste opvatting over wie ze niet willen zijn.
Deze ervaringen zijn negatief geladen zodat ze bepaalde regels ontwikkelen voor hun eigen gedrag naar de buitenwereld: goed, humoristisch, lief en aardig (ongeacht wat de werkelijke gevoelens zijn).

Het gedurende het (korte) leven gebombardeerd worden door een reeks van stressvolle voorvallen. Stress, die voor een probleem zorgt waar de persoon in kwestie niet mee om kan gaan, gegeven de regels die hij zichzelf heeft opgelegd.

•Geen weg zien om zichzelf te veranderen, hopeloos voelen en niet in staat zijn om de problemen op te lossen. Het opgeven van de ‘strijd’.

•Het creëren van een afstand tussen hemzelf en het probleem: inactief en gelaten worden. Oppervlakkig lijkt de persoon in kwestie de situatie aan te kunnen, maar inwendig heeft het leven voor hem geen betekenis meer, behalve zich te handhaven in de heersende gewoontes.

Simonton is niet de enige

Stephan Lermer, een Zwitsers psychotherapeut en schrijver van het boek “Kanker en Psyche”, komt tot dezelfde bevindingen maar voegt daar nog wat genuanceerde bevindingen van andere onderzoekers aan toe:

Het gaat om gezagsgetrouwe types die ertoe neigen belastende ervaringen en waarnemingen te ontkennen. Ze maken zich zorgen om anderen in plaats van zich te bekommeren om het eigen innerlijke leven. Ze zijn niet zozeer depressief maar ‘leeg’. Ze hebben een verstoorde relatie met de moeder waardoor latere relaties worden aangegaan met de schaduw van het toen ontstane wantrouwen (Bahnson & Bahnson/1979/VS)

Als kind maken ze zelden moeilijkheden, maar ze hebben ze onbewust in sterke mate. Ze vertonen sterk aangepast gedrag om normaal en fatsoenlijk over te komen. Weinig melding van angst of spanning; gering verband tussen lichaam en geest. Het gevolg is geen adequate reactie op spanningen van de geest (Kissen/1969/VS).

Overheersing van de moeder en een onvermogen om de vijandigheid tot uitdrukking te brengen of het verlies van iets waardevols te accepteren. Gevoel van hopeloosheid, nutteloosheid en vertwijfeling voordat de tumor zich openbaart (Charles Goldfarb/1967).

Opvoeding als streng ervaren, minderwaardigheidsgevoelens, vlijtig en gewetensvol, groot plichtsgevoel ten opzichte van de gemeenschap, religieus. Extravert maar niet bij machte boosheid uit te drukken. Gevoelens van depressie, hopeloosheid en vertwijfeling voorafgaand aan het ziek worden (Kurt Bammer/Keulen).

Als kind geconfronteerd met een koud en afwerend gezinsleven, waarbij uiterlijke perfectie en schijnvrede hoger werden aangeslagen dan spontane, blije hartelijkheid. Soms is een van de ouders overdreven liefderijk, maar deze stelt hoge eisen aan de perfectie van het kind (Grossart/Maticek).

Ondervertegenwoordiging en onderwaardering van de vader; moeder die moeite heeft met het geven van tederheid en onvoorwaardelijke geborgenheid. Kind leert zich niet bekommeren om zichzelf en spreekt zijn wensen niet uit. Kind zonder identiteit in wording (Günther Ammon/1974).

Zelden klagend over belasting en stress op het werk, zelden gecontroleerd voelend, zeggend nooit bang te zijn. Ze schatten zichzelf in als sterke individuen en nemen sociaal maatschappelijke verplichtingen serieus als karakteristieke uitdrukking van de zelfverloochening, verdringing van eigen behoeften en de realiteit.
Extravert, op de omgeving gericht, de aandacht van zichzelf afleidend en niet luisterend naar de eigen gevoelens (Rassidakis/1971).

Het verlies van de centrale persoon, waarop men zich oriënteert, reactiveert het oude gevoel van hopeloosheid en bevestigt de vroege ervaring van het ‘waardeloos zijn’ (de onmogelijkheid om iets blijvends in het leven te bereiken). Maanden tot jaren na dit ‘tweede’ verlies openbaren zich de eerste voorboden van kanker (Hürny en Adler/1981).

Hierna ga ik in op het grote verlies en het gevoel van hopeloosheid waar het om gaat.

Verdriet en hopeloosheid

 

 

 

 

 

Gerelateerde berichten

Geen reacties

Reageer op dit bericht

Powered by themekiller.com